Engerlingen van mestkevers uit het geslacht Aphodius zijn veel
kleiner dan de hiervoor genoemde soorten. Eind zeventiger jaren waren er klachten over het
loslaten van de graszode op teeltbedrijven van graszoden. Tijdens het snijden van de zode
werden regelmatig grote aantallen engerlingen gevonden van Aphodius contaminatus.
Deze engerlingen bleken zich te ontwikkelen in konijnenmest.
De in het vroege voorjaar van 1993 aangetroffen engerlingen die massaal aanwezig waren in
weilanden in het oosten van ons land behoren tot dezelfde soort. Primaire schade door
engerlingen van mestkevers uit het geslacht Aphodius werd niet waargenomen, maar ernstige
secundaire schade ontstond door predatie van kraaien waardoor de grasmat vernield werd. Op
een aantal plaatsen in het midden van Nederland werd Aphodius fossor aangetroffen
onder vergelijkbare omstandigheden. Of er een correlatie bestaat tussen het voorkomen van
deze mestkever-engerlingen en zodebemesting is twijfelachtig doch niet uitgesloten.
De engerlingen van mestkevers worden regelmatig aangetroffen op golfterreinen. Deze
engerlingen leven van dood organisch materiaal maar kunnen bij gebrek aan voedsel ook
graswortels aanvreten. De primaire schade is meestal onbeduidend, de secundaire schade
door het vraatgedrag van grotere predatoren zoals kraaien kan plaatselijk optreden.