BESTRIJDING

Biologische bestrijding
De larven van de rozekever zijn goed te bestrijden met de insecten-parasitaire nematode (aaltjes) Heterorhabditis bacteriophora. De tweede en derde stadium larven zijn het meest gevoelig. Eind juli of begin augustus kunnen de aaltjes per gieter of met gangbare spuitapparatuur worden aangebracht op het gras in een dosering van ca 500.000 per m˛. Spuitapparatuur moet bij het verspuiten van de aaltjes aan een aantal eisen voldoen. De apparatuur kan voor dit doel gecontroleerd worden door Insect Consultancy. De aaltjes zijn zeer gevoelig voor uitdroging en direct zonlicht (UV). De aaltjes moeten bij voorkeur alleen worden toegepast bij bewolkte lucht of tegen de avond als de UV straling is afgenomen. Bij droogte dient het gras vooraf te worden beregend. Direct na toepassing dienen de aaltjes licht te worden ingeregend. Bij droog weer verdient het aanbeveling de grasmat elke dag gedurende enkele weken na de toepassing goed te beregenen.
Het succes van de toepassing van deze biologische bestrijding is afhankelijk van de soort engerling. Onderlinge verschillen kunnen alleen met behulp van een specialist op dit gebied vastgesteld worden. Alleen een specialist kan de soorten op de juiste manier determineren en op deze wijze vast stellen of de betreffende engerling bestreden kan worden. Determinaties kunnen worden verricht door Insect Consultancy.
De engerlingen van de
kleine julikever, roestbruine bladsprietkever  en sallandkever zijn gevoelig voor parasitering door insectenparasitaire aaltjes, zij het in iets mindere mate dan de rozekever. In laboratoriumproeven verliep de ontwikkeling van de infectie langzamer. Engerlingen van de mestkevers uit het geslacht Aphodius zijn met behulp van dit aaltje goed te bestrijden.
Tegen de engerlingen van de
junikever zijn nog geen bestrijdingsmaatregelen bekend. Biologische bestrijding met behulp van insecten-parasitaire aaltjes tegen junikevers verkeert op dit moment nog in een experimentele fase. In recente jaren is met succes een ‘nieuw’ aaltje toegepast tegen junikevers. Bij een juiste timing van de toepassing met aaltjes is een redelijke bestrijding te verwachten.
Een doelmatige bestrijding tegen de
meikever is nog niet gevonden maar het aaltje tegen de junikever lijkt ook succesvol te zijn tegen de meikever. Een mengsel van twee verschillende soorten aaltjes geeft enige bestrijding maar de successen zijn wisselend. Algemeen wordt geadviseerd het gras veelvuldig te beregenen en aan te rollen. In Zwitserland zijn goede ervaringen opgedaan met een parasitaire schimmel, voornamelijk tegen de kevers tijdens de vlucht. De bestrijding met deze schimmel is echter in Nederland niet toegelaten. In Noord Italie zijn proeven gedaan met kunststof netten welke, over de bodem gespannen, de uitkomende kevers hun rijpingsvlucht beletten en de invlucht van elders tegengaan. Toepassing hiervoor is beperkt tot boomgaarden en boomkwekerijen. Het bestrijdingseffect hiervan is echter gering.

Natuurlijke vijanden
Engerlingen hebben natuurlijke vijanden in de groepen van sluipvliegen (Tachinidae) zoals Dexia vacua. Deze sluipvlieg is vermeld van de roestbruine bladsprietkever en van de meikever. De parasitaire wesp Tiphia femorata uit de groep van de dolkwespen komt vooral voor op de rozekever maar wordt ook vermeld van andere engerlingen in gras. Meercellige micro-organismen komen voor in het maagdarmkanaal van de junikever. Deze organismen zijn niet dodelijk maar kunnen de kevers die uit de engerlingen komen steriel maken. Van nature komen ook een aantal parasitaire schimmels voor op engerlingen maar ook op de kevers zelf en hun poppen. Eieren en kleine engerlingen worden gegeten door kortschildkevers en kleine loopkevers en hun larven; grote engerlingen worden gegeten door de grotere loopkevers die ze soms slechts bijten. De verwonding door bijten is meestal dodelijk voor de engerling. De natuurlijke vijanden zijn erg gevoelig voor chemische middelen omdat zij door de grond woelen op zoek naar hun prooien en op deze wijze intensief blootstaan aan deze middelen.

Copyright © Insect Consultancy 2012